maandag 5 november 2007

Lenigheid in tennis

Lenigheid is het vermogen en de eigenschap om bewegingen met grote bewegingsamplitude (bewegingsuitslag) zelf of met invloed van uitwendige krachten uit te voeren.
Bij uitwendige krachten kun je denken aan een trainingspartner of elastieken.

Soorten lenigheid
Men maakt een onderscheid tussen algemene en specifieke, actieve en passieve lenigheid.

Algemene lenigheid:
Beweeglijkheid in en van de belangrijkste gewrichten
(heup, schouder, wervelkolom).

Specifieke lenigheid:
Heeft betrekking op een specifieke bewegingsuitslag in een bepaald gewricht voor bepaalde sporten, bv. het heupgewricht van een hordeloper of de wervelkolom van een turnster.

Actieve lenigheid:
Lenigheid die tot stand komt door contractie (beweging) van de
agonisten en ontspanning van de antagonisten.
Agonist = spier die de beweging uitvoert.
Antagonist = spier die een tegengestelde beweging van de agonist uitvoert.
Voorbeeld: buigen van de arm; agonist is de biceps, antagonist is de triceps.

Passieve lenigheid:
De amplitude (bewegingsuitslag) is het resultaat van een uitwendige inwerkende kracht.
De passieve lenigheid is altijd groter dan de actieve lenigheid.


Actieve lenigheid (bovenste plaatje) en Passieve lenigheid (onderste plaatje).





Lenigheid is geen vast bezit, het moet verworven en onderhouden worden voor de betreffende sport die men beoefend. Gebeurt dit niet, dan zal de lenigheid verminderen waarbij tevens de bewegingsvaardigheid zal gaan afnemen.

Een goed ontwikkelde algemene lenigheid is voor alle sportdisciplines
een basisvoorwaarde:
• Bewegingen kunnen krachtiger, sneller en lichter worden uitgevoerd;
• Verhogen van de psychische belastbaarheid;
• Verhoogde tolerantie voor sportspecifieke bewegingstechnieken;
• Verkorte en niet soepele spieren hebben een geringere kracht;
• Verlagen van het blessurerisico.

De gewrichtssouplesse (de structuur van het gewricht) en het rekkingsvermogen (de spieren, pezen, banden en kapsels) dienen als componenten van de lenigheid. Zij bepalen namelijk iemands lenigheid.
Met name de musculatuur (spieren) ten aanzien van het ontspanningsvermogen en de elasticiteitsverhoging is zeer goed trainbaar.

Banden
Binnen de training van lenigheid onderscheiden we losmakende oefeningen en lenigmakende oefeningen.

Losmakende oefeningen zijn oefeningen waarbij, op basis van de bereikte amplitude in de gewrichten, de lenigheid wordt onderhouden. Deze oefeningen gebeuren in en tijdens de warming-up. Het lichaam creëert door allerlei zwaai en draai oefeningen de voorwaarden om optimaal te kunnen worden belast.

Lenigmakende oefeningen zijn oefeningen waarbij de amplitude in een gewricht vergroot zal worden. Dit zijn oefeningen om puur de lenigheid te trainen. Dit is binnen de training een apart trainingsdeel, meestal direct getraind na de warming-up.
Dit gebeurt alleen dan wanneer er door de sport specifieke eisen gesteld worden aan de lenigheid en alleen bij volledig belastbare en getrainde sporters.

In tennis is met name de algemene, actieve lenigheid van belang. Tennis stelt geen specifieke eisen aan de lenigheid zoals we die tegenkomen in bv. turnen of de atletiek. De lenigheid in tennis wordt verworven in de kinderjaren en moet daarna onderhouden worden in functie van de sport. Dit doet men door het uitvoeren van losmakende oefeningen tijdens de warming-up.
Gebruik hierbij veel dynamische oefenstof, het liefst in voortbeweging.
Gebruik alleen lenigmakende oefeningen na de warming-up als blijkt dat de musculatuur functioneel te kort is en dat dit beperking geeft in een bepaald bewegingspatroon of bewegingsuitvoering van de sport.


3 opmerkingen:

Anoniem zei

Wanneer het over actieve lenigheid
gaat is het biovenste plaatje fout gekozen. Se sprijding van de benen wordt veroorzaakt door de zwaartekracht(de massa van de persoon) en is dus een uitwendige kracht. Mvg, Jos Gantois

Anoniem zei

ola pola doe zoo voord

Anoniem zei

wanneer het over actieve lenighied gaat kunt u mij altijd bellen op dit nummer 0323333020